Dat er een verschil is tussen de meteorologische seizoenen en de astronomische seizoenen, dat weten we al. Weerkundigen houden het graag gemakkelijk en daarom zijn voor hen de lente, zomer, herfst en winter telkens drie volle maanden. De lentemaanden zijn dan voor hen maart, april en mei en zo gaan we in blokjes van drie maanden verder tot het jaar rond is. Dit is louter voor het gemak. Het rekent immers veel gemakkelijker om statistieken te maken telkens over drie volle maanden, zonder rekening te houden met de verschuivingen op de astronomische kalender …

Verschuivingen? Ja! Verschuivingen! De astronomische seizoenen die samen gaan met de stand van de zon, beginnen immers niet elk jaar op dezelfde dag, laat staan hetzelfde tijdstip.

Sterker nog! We leren op school (gemakkelijkheidshalve?) veelal dat de seizoenen telkens beginnen de 21ste van een specifieke maand. Zo begint de lente volgens de schoolboeken op 21 maart, de zomer op 21 juni, de herfst op 21 september en de winter op 21 december.

NIETS IS ECHTER MINDER WAAR! Voor zomer en winter gaat het verhaal meestal op (al zijn ook daar verschuivingen mogelijk), maar de lente begint veelal op 20 maart, terwijl de herfst meestal op 23 september begint. Nog sterker zelfs: de herfst is in onze jaartelling NOG NOOIT op 23 september begonnen …

In onderstaande video leg ik glashelder uit hoe dat komt en waar dat mee te maken heeft! Veel kijkplezier en hopelijk is nadien alles zo klaar als een klontje.

 

 

Na het bekijken van bovenstaande video, heb je dus een duidelijk zicht op hoe de start van de seizoenen in elkaar zit. Bekijk dan nadien ook deze video waarin ik uitleg waarom bij de start van de lente, onze dag al langer duurt dan 12 uur …